woensdag 6 mei 2009

Burn Baby Burn!


Een van de meest legendarische discogroepen is tegelijkertijd ook bijzonder ondergewaardeerd. Veel bezoekers van de film ‘Saturday Night Fever’ (de film die het discotijdperk definitief inrichtte) kennen de jongens vooral van die ene John Travolta-klassieker ‘Disco Inferno’. Maar daarmee doen ze de zangers uit Philadelphia toch tekort.

De meest soulvolle discoformatie begon begin jaren zestig onder de naam The Volcanos en trad ook op als The Moods. Gene Faith was de eerste leadzanger en hij werd bijgestaan door alt Earl Young, tenor Jimmy Ellis, gitarist Dennis Harris, toetsenist Ron Kersey, organist John Hart, bassist Stanley Wade en drummer Michael Thomas. “Storm Warning” was hun enige Amerikaanse R&B-hit in 1965. Op de volgende moesten ze zeven jaar wachten en in die tijd wisselde de samenstelling van de band. Als The Trammps traden ze begin jaren zeventig aan in de volgende opstelling: Jimmy Ellis, Harold Doc Wade, Stanley Wade, Robert Upchurch en Earl Young, die zich inmiddels ook van de drums bediende. Ze traden op als een elftal, aangevuld met de beste en meestgevraagde muzikanten van toen. Die speelden ook regelmatig op platen van het steeds populairder wordende Philadelphia International Records-label, waar Kenneth Gamble en Leon Huff de scepter zwaaiden, en later ook nog bij Vince Montana's Salsoul Orchestra. Ron "Have Mercy" Kersey ging zich met succes op het produceren toeleggen.

Omdat de volgorde van hun hits in ons land niet parallel loopt met die in Amerika, komt het mogelijk wat vreemd over dat ze hun eerste hit al in 1972 te pakken hadden met de disco-remake van Judy Garlands "Zing Went the Strings of My Heart" uit 1943. Op die plaat, opgenomen in de legendarische Sigma Sound Studio’s, waren direct al de mooie harmoniezang van de jongens plus de zo kenmerkende stem van Ellis te horen. Je komt het nummer tegen op het later uitgebrachte ‘Legendary Zing Album’, met daarop o.a. ook "Hold Back the Night", het nummer met dat heeeele lange intro. Via licenties van hun platenlabel Buddah Records en Golden Fleece verschenen de platen van The Trammps vanaf toen onder de beroemde Philly-vlag: “Love Epidemic”, “Where Do We Go From Here” en vooral de oude Isley Brothers-klassieker “Shout” waren ook bij ons grote (dansvloer)hits.

De sound was typisch Philly: componisten/producers Baker, Harris en groepslid Young namen voor hun disco-georienteerde albums hun toevlucht tot een zwaar gearrangeerd en uiterst ritmisch geluid, dat tegenwoordig misschien wat gedateerd aandoet. Maar in die tijd speelden de jongens ermee in de voorhoede van de dansmuziek. De sound van Gamble/Huff en hun maatje Thom Bell werd versmolten tot nog dansbaarder grooves, die de aandacht trokken van Atlantic Records, dat de boys vervolgens strikte voor een aantal albums. En met succes: “Where The Happy People Go” en “Disco Inferno” uit resp. 1976 en 1977 worden nog altijd beschouwd als de (commerciële) hoogtepunten uit het repertoire van The Trammps.

Van de teksten moesten ze het niet hebben; die waren van een bijzonder laag soortelijk gewicht. De beats daarentegen bleken onweerstaanbaar: beide titeltracks werden klassiekers, net als albumtracks "(I Feel Like I've Been Living On) The Dark Side of the Moon," en "Soul Searchin' Time". Andere hits: “Hooked For Life”, “The Night The Lights Went Out” (over de nacht van de stroomstoring in New York) en “Soul Bones” met een fijne harmonicasolo door Stevie Wonder.

Maar het hoogtepunt in die tijd was toch wel het nummer “Disco Inferno” zelf. De ruim tien minuten durende afsluiter van de best verkochte soundtrack ooit, 'Saturday Night Fever', is geïnspireerd op de film 'The Towering Inferno' waarin een discotheek bovenin een gebouw uitbrandt. Vandaar ook de kreet Burn Baby Burn! De band kreeg er een Grammy voor en werd in die dagen gekozen tot ‘best perfoming act’ in de toonaangevende discotheek ‘2001 Space Oddesey’. Inderdaad, de locatie waar ‘Saturday Night Fever’ is opgenomen.
Helaas hebben ook succesformules niet het eeuwige leven. Het uit 1978 stammende “Trammps III” vertoonde al slijtagesporen en een poging om met meer ballads wat publiek terug te winnen, was niet bepaald een meesterzet. Ook hun vervolgalbums “The Whole World’s Dancing” en “Mixin' It Up” konden niet meer tippen aan eerdere releases.
Halverwege de jaren tachtig ging de band dan ook uit elkaar om in het volgende decennium op verzoek van organisatoren van nostalgisch getinte party’s weer bij elkaar te komen. Om de reïncarnatie compleet te maken, doken de mannen in 1997 de studio in om samen met voormalig discoqueen Gloria Gaynor een niet onaardige versie op te nemen van “Mighty High”, het oude disco/gospelnummer van The Mighty Clouds Of Joy uit 1975.

Helaas was de eigenlijk onmisbare Ellis niet van de partij. Zijn plek werd ingenomen door Jimmy Williams van Double Exposure. Wades, Wades en Upchurch vergezelden hem. Gelukkig voegde Ellis zich weer bij de groep in 2003, die met de Wades en hun nieuwe zanger David Dixon nog altijd optreden, begeleid door een aantal van de vroegere muzikanten. Daarnaast is er nog een andere Trammps-bezetting op pad, onder leiding van mede-oprichter Earl Young, vanwege een niet-opgelost meningsverschil.
De Ellis/Wade-versie van de groep heeft overigens de afgelopen jaren nog wel eens wat opgenomen in de studio, waaronder een album met R&B-covers en in 2006 zelfs een heus kerstalbum!

woensdag 29 april 2009

Is er een dokter in de zaal?


In een vorig verhaal liet ik je al kennismaken met een van de grootste remixers aller tijden: Tom Moulton. Dat ie een grootheid is, bewijst zijn output: meer dan 4000 remixen kwamen er uit zijn handen. Ehh.. remixen? Nee, hij zei altijd “I didn’t do the remix, I did the mix!” Volgens Moulton maakte hij van een op zichzelf redelijk dansbaar liedje een heuse floorfiller. Om nu te voorkomen, dat discotheekbezoekers er na een bezoek aan de platenzaak thuis gedesillusioneerd achter kwamen, dat hun kersverse aankoop toch beduidend minder opzwepend klonk dan tijdens de partynight, waarop ze die vette groove flink door de onderbuik lieten gaan, had hij een ijzeren wet. Tom maakte namelijk niet alleen de 12”- mix maar knipte er meteen ook een singleversie uit, die dan door de platenmaatschappij als commerciële 7” kon worden uitgebracht. Op die manier zaten de herkenbare accenten en hooks uit zijn lange versie ook gewoon in de korte uitvoering, zodat kopers zich niet bekocht voelden als ze zich enthousiast ‘dat lekkere liedje van zaterdagavond’ aanschaften.

Tom maakte van nauwelijks iets iets. Hij koos zijn opdrachten dan ook met beleid. Hem werd ooit ‘Dancing Queen’ van Abba aangeboden. Hij weigerde het nummer te remixen met als commentaar dat ‘die plaat zijn hulp niet nodig had’. Als je het hem nu vraagt, heeft ie spijt als haren op zijn hoofd, dat er nooit een 12” van ‘Dancing Queen’ is gekomen met de beroemde kreet ‘A Tom Moulton Mix’ op het label. Maar gelijk had ie wel: ook in Amerika werd deze ‘dansplaat’ de (enige nummer 1 en de) grootste hit voor het kwartet uit Zweden.

Dat hij zijn werk daarnaast wel erg serieus nam, blijkt uit het volgende verhaal.
Een van Toms favoriete mixen maakte hij van First Choice’s ‘Dr Love’. Maar dat ging bepaald niet van een leien dakje. Zoals bij zoveel platen uit de jaren zeventig het geval is, bleek het ritme van het nummer niet altijd even strak gespeeld; er zat op nogal wat plekken variatie in het tempo. En een van de specialiteiten van Moulton is altijd de break geweest, waarna de melodie weer geraffineerd terugkomt en het nummer een enorme boost geeft. Ook voor de break van ‘Dr Love’ had Tom een aardig ritmepatroon in zijn hoofd. Maar vanwege de niet zo lekker gespeelde drums kreeg hij het maar niet voor elkaar om dat idee perfect uit te voeren en de groove vet te laten klinken. Voortdurend moest hij met de taperecorders versnellen en vertragen, tot ie er bijna krankzinnig van werd.

Op een gegeven moment scheen Tom woedend zijn armen te hebben geheven terwijl hij iets heeft geroepen in de trant van “Godver…kunnen die jongens nou nog eens maat houden of hoe zit dat?” Tegelijkertijd voelde Moulton een enorme elektrische stoot door zijn armen denderen, ging hij onregelmatig ademen en kon hij vervolgens nauwelijks nog fatsoenlijk praten. Hij besloot even te gaan zitten en het wat rustiger aan te doen. De gedachte dat zijn lichaam hem een duidelijk signaal had gegeven en niet bepaald OK voelde, maakte hem bang. Maar toch herpakte hij zich en besloot hij door te gaan met de mix. Stapje voor stapje baande hij zich door de enorme klus van het versnellen en vertragen van de band heen, waarmee hij telkens kleine stukjes van het nummer aanpaste aan zijn wensen. Stapelgek werd hij er van.
Toen de klus geklaard was en Moulton tevreden was over het eindresultaat, vroeg hij nog wel aan zijn collega’s of die even een taxi voor hem konden bellen of ‘m misschien zelf direct naar het ziekenhuis wilden brengen.
Toen Tom vervolgens rond half vijf ’s morgens op de intensive care aankwam en de dienstdoende arts hem vroeg wat er aan de hand was, vertelde de remixer van de stroomstoten in zijn armen en hoe hij zich erna had gevoeld. De dokter onderzocht hem even en zei toen geschrokken dat zijn hart wel erg onregelmatig sloeg. Vervolgens vroeg hij Tom wanneer het gebeurd was en die antwoordde naar waarheid: “Oh ergens rond middernacht.” “Rond middernacht?” vroeg de dokter verbaasd. “Maar het is nu half vijf! Waar woon je dan in hemelsnaam?” “ Eehhh… drie blokken verderop.” “Klootzak die je bent! Wat is er nou in vredesnaam belangrijker dan je eigen leven?” “Nou dokter, ik was met een remix bezig… en natuurlijk wist ik wel dat er iets niet helemaal goed zat, maar ik wilde niet doodgaan zonder deze mix afgemaakt te hebben…” waarop de dokter Moulton voor knettergek verklaarde. Niet bepaald Dr. Love dus...

donderdag 23 april 2009

In mijn discotheek zat ik van de week...


Het woord ‘disco’ is afgeleid van ‘discotheek’: een uitgaansgelegenheid dan wel platenwinkel. Het Oud-Griekse δισκος, dat bij ons discos is, betekent ‘plaat’ en de term τιθεναι, oftewel tithenai, kun je het beste vertalen als ‘(neer)leggen / plaatsen'. De disco is een plek waar vooral muziek wordt gedraaid, waar je gemakkelijk op kunt dansen. De DJ (Disc Jockey) c.q. MC (Master of Ceremonies / Might Controller) waakt over de groove en de LJ (Light Jockey) is de baas over de belichting en waar nodig de special effects. Beiden hebben hun eigen domein; de lichttafel staat volledig los van de DJ-booth, die tegenwoordig wel steeds meer wordt bemand door een DJ / VJ (Video Jockey). Deze laatste maakt een combinatie van grafische beelden en videoclips, die in de zaal wordt geprojecteerd.

De term ‘discotheek’ komt uit Frankrijk en wel van de uitgaansgelegenheid ‘La Discothèque’ aan de Rue de la Huchette in Parijs. Dit etablissement opende in 1941 en had als bijzondere noviteit dat er geen orkest aanwezig was om dansmuziek te spelen. In plaats van livemuziek klonken er ingeblikte klanken; er werden 78-toeren platen gedraaid. Het voordeel was, dat de herkenbaarheid maximaal was, want de nummers van de radio klonken precies hetzelfde als in de zaal, maar bovenal: het was veel goedkoper voor de eigenaar. Deze aanpak won in de daarop volgende jaren veel aan populariteit, maar toch duurde het tot de jaren zeventig voordat het begrip ‘discotheek’ een enorme vlucht nam.

De ‘discomuziek’ stak toen de kop op, met platen als ‘Soul Makossa’ van Manu Dibango; ‘Dance To The Music’ door Sly & The Family Stone en 'Shaft' van Isaac Hayes. Natuurlijk had de evolutie van het Motown-repertoire het pad al geëffend voor deze kruising tussen funk en soul en was de typische discosound slechts een logisch gevolg van de steeds dansbaarder wordende nummers uit de jaren ervoor. De naam van deze muziekstroming ‘disco’ is, zoals in de eerste regel al gemeld, afgeleid van het woord ‘discotheek’ en betekende zoveel als ‘muziek die in de discotheek wordt gespeeld’. Merknaam werd soortnaam dus.

Een kleinere discotheek of een café met een dansgelegenheid er aan vast noemde men overigens vaak een dancing.

Beroemde discotheken? Genoeg! In ons land bijvoorbeeld ‘Cartouche’ in Utrecht, ‘Keizer Karel’ in Nijmegen, ‘Galaxy’ in Den Bosch en dancing ‘Scaramouche’ onder het Hilversume Gooiland. De buitenlandse namen zijn nog legendarischer: ‘Studio One’ in Los Angeles, ‘The Warehouse’ in Chicago, de eerder genoemde ‘La Discothèque’ in Parijs en een hele trits uitspanningen in New York, waar ‘Studio 54’ ongetwijfeld de meest tot de verbeelding sprekende van is. Zie daavoor een tweetal eerdere blogs.

donderdag 16 april 2009

Krabben doe je zo!


In een vorig bericht hebben we het scratchen en turntablism al aangehaald. Maar wat zijn nou de veelgebuikte technieken om ‘even te krabben’?
Welaan: er zijn verschillende mogelijkheden om de draaitafel als instrument te gebruiken.
Hieronder loop ik er een aantal met je door. Uiteraard is de lijst niet volledig…

Scratching (met één plaat en dus ook één geluid)
Het handmatig op en neer bewegen van de plaat waardoor een scratchend – krassend – geluid ontstaat. In principe is dit een ritmisch en dus niet-melodisch geluid, maar de gevorderden slagen er met wat oefening en een goed gehoor in om met de juiste snelheid bij het bewegen de toonhoogte van het scratchen te variëren. Bovendien kunnen samples van instrumenten op platen dusdanig bewerkt worden dat er een heuse melodie gescratched kan worden.
Daarvoor maken sommige DJ’s gebruik van de ‘clocktave’, een plaat met octaven van verschillende instrumenten na elkaar, die ieder telkens precies één ronde van de plaat meegaan. Door die te gebruiken, kunnen melodielijnen nagebootst worden. In het begintijdperk werden dit soort trucks uitgehaald met de zogenaamde 'testtonen' op hifi-stereo-afstelplaten (‘left channel on’, weetjewel) door via de pitch-control de hoogten ervan te variëren. Dat dit vaak erg primitief klonk is duidelijk, maar creatief was her zeker!

Oh ja, er zijn heel wat afgeleide scratchtechnieken: baby scratch, tear scratch, scribble scratch, chirp scratch, hydrophonic scratch, transformer scratch, flare scratch, crab scratch, tweak scratch, euro scratch, etc. Je gaat er van achter je oren krabben…

(Beat)Juggling (met 2 platen tegelijk)
Het creëren van een nieuw ritme door de beats van twee verschillende platen af te wisselen. De crossfader gaat hierbij razendsnel te keer. Je kop erbij houden is wel een voorwaarde…
Oorspronkelijk jugglede de DJ met twee identieke platen om zo het nummer te verlengen of echo-grappen dat wel upbeats toe te voegen.

Routines
Het afwisselen van scratchen, jugglen, test-tonen, body-tricks en alle andere denkbare tucs en gimmicks om het publiek te vermaken. In geval van een battle (wedstrijd) wordt alles uit de kast gehaald om de tegenstander zoveel mogelijk te intimideren van de tegenstander, waarbij ook het ‘dissen’ (je tegenstander verbaal dan wel via de kreten op plaat te bespotten) erg populair is.

Teams / Bands
Een soort van orkest van minimaal twee turntablists, die samen tegelijkertijd een muzikale compositie maken, waarbij elk lid met zijn draaitafel een instrument nabootst dan wel een nieuw instrument creëert.

Was het voorheen nog nodig om alles met behulp van vinyl te doen, tegenwoordig zijn er naast de CD-spelers met vinyl-simulatie veel softwarepakketten te koop, die het afspelen van digitale muziek (of geluidseffecten, interviews of wat je ook maar bedenkt) laten klinken alsof de naald in de groef loopt. De draaitafel als interface dus. Zodoende kunnen DJ’s dingen doen, die met keyboard en muis onmogelijk zijn. Scratch-software als Final Scratch, Mixxx, Serato Scratch Live, Virtual DJ, M-Audio Torq, en Digital Scratch zijn enkele voorbeelden.
Scratching wordt op die manier gewoon een geluidseffect als flanging met alle technische uitbreidingen van dien. The cat scratcht the curls from the stairs ?

donderdag 9 april 2009

Let’s Start To Dance Again


Get up off the wall you all
Pick those feet up and set them down
Don't be shamed, don't be shy
Come on girls, come on guys


In de categorie Disco Dance Classics noteren we eind 1978 (in ons land begin 1979) een vette track van bandleider, drummer, componist en muziekleraar Hamilton Bohannon. Het album ‘Summer Breeze’ (die met die drie dames in badpak op de hoes) is dan net verschenen en naast het lome titelnummer van acht minuten is één van de lekkerste liedjes op die LP het door voormalig Motown-achtergrondzangeres Carolyn Crawford gezongen nummer ‘Let’s Start To Dance’. Bijna zes minuten opzwepende grooves en die dwingende stem, die je bijna de dansvloer opschreeuwt…
De ingekorte versie van deze floorfiller staat na het wereldwijde discotheeksucces dan ook binnen de kortste keren overal in de hitparades.

Als dank voor haar bewezen diensten produceert Hamilton Bohannon daarna twee solo-albums van Carolyn Crawford. Alleen is dat gegeven helaas geen garantie voor succes; beide platen floppen jammerlijk.

Maar drie jaar na het internationale succes van ‘Let’s Start To Dance’ duikt die plaat ineens weer overal op in de hitparades. Wat is er aan de hand? Een Amerikaanse DJ uit Philadelphia, Perri Johnson geheten, verbouwt/remixt het nummer, voegt er een paar zelf ingesproken raps aan toe en zie daar: het wordt een nog veel grotere hit dan het al was. Maar is die Johnson nou een doorsnee discjockey? Een radiojock met discotheekervaring of andersom? Eehh… nou nee, niet bepaald…

It's not a question of getting down but actually how low you could go
So here's to your health now especially (...) Make it funky!


Eind jaren zestig klinkt het in Philadelphia op een plaatselijke radiozender als volgt: “You’re listening to the good Dr. Perri Johnson, Music Therapist”. Jazeker, we hebben hier te maken met een officiële dokter, die gespecialiseerd is in leerstoornissen, ADHD en het hele spectrum van cognitieve (dis)functionaliteit. Hij is bovendien auteur van boeken in dat genre en daarnaast ook nog afgestudeerd muziektherapeut. Deze erg van muziek houdende Dr. Perri Johnson trekt de aandacht van het dan net gestarte station WDAS-FM dat hem in 1970 een plek geeft in de programmering. De experimentele aanpak van de zender genereert veel publiciteit; zo is Johnson de man die het complete album ‘What’s Going On’ van Marvin Gaye opzet in plaats van zich te beperken tot het drie minuten durende titelnummer, dat bij de belendende (en behoudend ingestelde) stations te horen is.

For the soul of man and the heart of woman
The deeper you go, the more you’ll know


Johnson wordt vooral bekend door het uitdragen van zijn zelfbedachte ‘healing feeling’: over een uitgekiende mix van disco en funkmuziek laat hij regelmatig zijn ritmisch gesproken boodschappen klinken. Zijn therapeutische ‘words of wisdom’ zijn een regelrechte stimulans voor mensen met depressies en als hij tijdens een uitzending een eigengemaakte versie van de Bohannon-hit ‘Let’s Start To Dance’ (een van zijn lievelingsnummers) laat horen, is de originele vertolker daarover zo enthousiast, dat ie het direct op plaat wil uitbrengen. Na het dansvloersucces in Philadelphia wordt het nummer ‘Let’s Start II Dance Again’ ook in de discotheken van New York platgedraaid en zo breidt deze Disco Dance Classic zijn hernieuwde populariteit verder uit over de rest van de wereld. Swingende boodschappen dus. Want, om met de woorden van Dr. Perri Johnson te spreken:
The Message is in the Muuuuuuuuuuuusic!!

woensdag 1 april 2009

That scratching is making me itch…


Maar het scratchen was al beroemd voordat het die naam kreeg. Het werd namelijk al jaren gedaan door duizenden radio- en discotheek-DJ’s: het simpelweg cue’en van de komende plaat tijdens de lopende. Iedereen die wel eens een plaat ‘scherp gezet’ heeft, weet waar ik het over heb. Het is het zoeken van het beginpunt van de muziek op het vinyl om bij het passeren daarvan een tegengestelde draaibeweging te maken, zodanig dat dat beginpunt weer aan de goede kant van de naald uitkomt. Namelijk net zover ervan af, als dat de draaitafel nodig heeft om op toeren te komen.

Het schijnt dat het scratchen is uitgevonden door DJ Grand Wizard Theodore, die met de hand de plaat stilhield toen zijn moeder hem iets vroeg dat hij niet kon verstaan vanwege het hoge volume. Geeft wel een leuk effect, dat cue’en! En het bewegen van naalden over het vinyl ‘met de schuif open’ werd meteen ingevoerd in de rapwereld in het begin van de jaren tachtig.
Een van de eerste platen, waarop overduidelijk wordt gescratched, is ‘The Adventures Of Grandmaster Flash On The Wheels Of Steel’ uit 1981 met daarop fragmenten van o.a. Chic, Queen, Blondie en The Sugarhill Gang. Ook uit de Bronx: collega-scratchpionier Jam Master.

Echt bekend werd het platenkrabben pas toen het nummer ‘Rockit’ (meegeschreven door Material-bassist en producer Bill Laswell) van Herbie Hancock uitkwam, met Grandmixer DST achter de wheels of steel (fijne clip ook van Godley & Creme!). Een run op de slipmatten voor de SL1200MKII was het gevolg. Vanaf dat moment werden die dingen ook voor reclamedoeleinden gebruikt met de meest hippe afbeeldingen. Scratchen (en ook samplen) werd vervolgens aardig ingeburgerd vanaf 1987 dankzij de hit "Pump Up The Volume" van het studiogezelschap M/A/R/R/S.

Tegenwoordig is het gebruiken van de platenspeler als instrument redelijk gangbaar (onze Urban Dance Squad had jaren geleden al een DJ in de gelederen als volwaardige muzikant)en het zgn. ‘turntablism’ is één van de belangrijke pijlers van de hiphopcultuur geworden. Scratchen komt nu voor in veel popliedjes van bijvoorbeeld Nelly Furtado en Linkin Park. In de Nederlandse band C-Mon & Kypski bespelen de leden vaak verscheidene instrumenten live, maar de basis is de draaitafel waar de andere instrumenten omheen gearrangeerd worden.
Dat turntablism is een techniek waarbij de DJ, de turntablist, zijn draaitafels als instrument gebruikt door met vinyl te scratchen en andere technieken toe te passen. Hij ondersteunt op die manier bestaande muziek of hij componeert volledig nieuwe ritmische nummers.

De basisuitrusting voor een scratcher/turntablist bestaat uit twee draaitafels en een mixer, die vooral een crossfader en ‘cue’-knoppen heeft. In een volgend bericht loop ik met je de verschillende technieken na, ‘from scratch of’...

donderdag 26 maart 2009

I Need Seven Inches Or More


Al decennia lang draait de disco-DJ van vinyl. Elpees, 7”-singles (45’s) en natuurlijk het gereedschap, de standaard van iedere zichzelf respecterende platenruiter: de twelve inch (12”)-single. De plaat met hetzelfde formaat als de LP, maar met in de meeste gevallen slechts één track op de A-kant. Dat die dansvloerhit daar dan in een langere c.q. verbouwde versie op aanwezig is, spreekt voor zich. Hoewel… er zijn veel voorbeelden van (korte) hits, die vanuit commerciële belangen gewoon in de singleversie op groot formaat zijn geperst zonder de voordelen van al dat vinyl te benutten. ‘You Can’t Hurry Love” van Phil Collins schiet me zo als eerste te binnen. Haal de plaat uit de hoes en je ziet slechts een klein strookje muziekgroef (het liedje duurt ook maar 2:50) en daarna tot aan het label een enorme strook uitloopgroef. Miskoop van de maand dus, aangezien het op alle fronten beter had gekund.

Wat zijn de voordelen van die 12”-single en hoe is hij ontstaan? Welaan, door het gehele vinylvlak te benutten, kunnen de groeven verder uit elkaar worden geperst. Daardoor is er de mogelijkheid om een grotere dynamiek aan de track te geven. Het nummer kan in zijn geheel luider klinken en daarnaast zijn er grotere verschillen mogelijk tussen de hardste en zachtste passage. Dat heeft tot gevolg dat hinderlijke ‘rumble’ (het rondzingen van lage tonen) veel minder kans heeft, aangezien de DJ de plaat minder hard hoeft uit te sturen als het andere materiaal in zijn set. Gevoegd bij het feit dat de 12” veelal op 45 toeren wordt gedraaid i.p.v. de LP-standaard van 33 RPM (rounds per minute) zijn de belangrijkste voordelen dus beter en harder geluid van een liedje dat ook nog eens veel langer te horen is.

En het ontstaan van dat grote formaat single gebeurde niet bewust, maar toevallig….
De legendarische remixer Tom Moulton liet zijn mixen altijd masteren bij een bedrijfje dat Media Sound heette. De technicus van dienst moest een keertje vroeger weg en droeg zijn taak over aan de schoonmaker (!) van dienst, de Puertoricaan José Rodriguez. Daar was Tom vanaf de eerste studiosessie zo enthousiast over, dat hij diens naam vanaf dat moment ook zoveel mogelijk liet meepersen op het label. Na de toevoeging ‘A Tom Moulton Mix’ stond dan ook veelal Rodriguez vermeld als degene, die de plaat had gemastered. Met José kon hij lezen en schrijven maar toen hij op een gegeven moment na sluitingstijd binnenkwam en nog even snel een paar ‘acetates’ (testpersingen op soort van vinyl) nodig had van een nieuwe mix, was er een probleem. Moulton wilde zijn nieuwste mixcreatie 'I'll Be Holding On' van Al Downing graag een keer of tien geperst hebben om aan gezaghebbende discjockeys te overhandigen. Dat was een gebruikelijke procedure voordat er besloten werd om de mix al dan niet commercieel uit te brengen, dan wel er alleen een promosingle van te persen. Maar Rodriguez vertelde Tom dat ie helaas geen ‘lege’ 7”-exemplaren meer had, alleen nog 10”-versies. Dat was het formaat tussen single en LP in en die ten inch werd over het algemeen niet zo veel gebruikt.
Aanvankelijk vond Tom het geen probleem om een iets groter formaat te nemen, maar toen er één exemplaar gemaakt was (promo-exemplaren werden in kleine oplagen per stuk gesneden), stond de remixer er toch wat raar tegenaan te kijken. Hij zag de smalle strook geluidsgroeven met daarnaast de brede ongebruikte ruimte op de plaat en vroeg José of ie niet een keer wilde proberen om de afstand tussen de groeven wat te vergroten, zodat het nog ergens op leek.
De technicus stemde ermee in, maar gaf wel aan dat hij dan het output-level flink moest verhogen. Toen Tom vervolgens de +6 dB luidere versie hoorde, werd ie gek! Dit klonk geweldig; zo hard, zo duidelijk, zo transparant. Buiten zinnen van gelukzaligheid besloot Moulton dat ie dit vaker ging doen.Voor de volgende persopdracht schakelde hij echter meteen over naar het meer gangbare LP-formaat van 30 cm, oftewel 12”. De eerste track die hij op dat formaat bij Rodriguez vandaan haalde was ‘So Much For Love’ van Moment of Truth. Sindsdien zijn er nog een stuk of drieduizend (3000!) andere mixen door de Puertoricaan gesneden in opdracht van Moulton.

Omdat het in die tijd (midden jaren zeventig) gebruikelijk was, dat de eerste exemplaren werden verstrekt aan toonaangevende club-DJ’s om de reacties op de dansvloer te peilen, duurde het even voor de eerste commerciële twelve inch-version werd uitgebracht. Dat was ‘Ten Percent’ van Double Exposure. De eerste ‘officiële’ promotiesingle op 12” heet ‘Free Man’ van Southshore Commission en volgens mij is het niet goedkoop om die nu nog te bemachtigen…

woensdag 18 maart 2009

Foot Stompin’ Music


Bescheidenheid siert de mens.. Ik moest daaraan denken, toen ik laatst een waanzinnig lekker liedje voorbij hoorde komen van een wat minder bekende hitmaker van weleer. Want als je in je grootste Amerikaanse hit je eigen naam zo nadrukkelijk gespeld voorbij laat komen, moet je haast wel aan megalomanie lijden:
B-B-B 0-0-0 H-H-H A-A-A N-N-N N-N-N 0-0-0 N-N-N …klinkt het in de laatste minuut van ‘Foot Stompin’ Music’, waarna zijn naam nog een keer of tien achter elkaar gezongen wordt.

Bohannon dus, Hamilton Frederick Bohannon. Hij is van 7 maart 1942. Amerikaans percussionist, bandleider en platenproducer. Ondanks dat ie in de hitparades niet veel te zien is geweest, wordt deze ‘HamBo’ toch beschouwd als een van de sleutelfiguren in de hoogtijdagen van de Disco Dance Classics: de tweede helft van de jaren zeventig.

De rammelaars zijn goed besteed aan deze Bohannon, want op zijn dertiende heeft ie al zijn eigen band: ‘The Bop Dads’. Hij speelt tussen de schoollessen door met veel artiesten als
Hank Moore van ‘Hank Ballard & the Midnighters’, Jerry Butler en Patti Labelle & the Blue Bells, die bij ‘m in de buurt optreden.

In 1964 studeert Bohannon af in de muziek en begint met het geven van lessen vrije kunsten. Maar het krijtje in zijn hand kan de drumstick blijkbaar niet vervangen, want Bo blijkt het leven ‘on the road’ toch leuker te vinden. Op tournee met soulgrootheid Jackie Wilson komt hij in contact met een dan nog maar veertien jaar oud genie. Stevie Wonder heeft inmiddels al vijf hits op zijn naam staan en het klikt tussen beide mannen. Wonder vraagt hem om zijn band te komen versterken, waarmee hij de komende tweeëneenhalf jaar op tournee gaat. En passant wordt Bohannon bij Motown geïntroduceerd en schopt het al snel tot bandleider bij het legendarische soullabel. Zodoende komt hij in contact met muzikale grootheden als Dennis Coffey, Ray Parker Jr, Wah Wah Watson en Michael Henderson.

Maar als Motown-baas Berry Gordy in 1972 besluit om de hele toko te verhuizen van Detroit naar Los Angeles, besluit Bohannon te vertrekken. Hij gaat weer lesgeven en daarnaast begint hij zijn eigen band, waarmee hij zelfgeschreven liedjes gaat instuderen. Twee van die nummers komen als demo terecht bij Carl Davis van Brunswick Records uit Chicago en ze verschijnen allebei op het debuutalbum ‘Stop & Go’ uit 1973. Op de hoes zien we een stralende Bohannon eindelijk zelf in het spotlicht staan. En zijn muziek? Een erg lekkere mix van funky bluesy grooves met mooie vrouwelijke zangpartijen. Hits levert de plaat nog niet op, die komen later pas. Bo’s output is redelijk indrukwekkend: in ruim twee jaar tijd verschijnen er maar liefst vijf albums van ‘m. Allemaal met dat dwingende basgeluid en de stuwende ritmes als handelsmerk. ‘South African Man’ blijkt eind 1974 een floorfiller, gevolgd door het eerder genoemde ‘Foot Stompin’ Music’ en de ook in ons land zeer populaire ‘Disco Stomp’.

Op zijn albums experimenteert Bohannon er lustig op los: funk en reggae komen broederlijk voorbij en Carolyn Crawford duikt als zangeres op in ‘Hold The Groove’. Crawford was bij Motown al achtergrondzangeres in de jaren zestig en bracht ook een paar singles onder haar eigen naam uit. Omdat ze verder geen kansen kreeg in Detroit, stapte ze er in 1965 op. In de jaren zeventig komen we haar stemgeluid af en toe weer tegen op wat minder bekende discoplaten en daarnaast dus ook op albums van Bohannon.
Diezelfde Crawford trekt haar weergaloze scheur later ook open op Bo’s internationaal bekendste nummer ‘Let’s Start To Dance’ eind 1978. In ruil daarvoor produceert hij twee solo-albums voor het meisje, zonder resultaat overigens. En drie jaar na het internationale succes van ‘Let’s Start To Dance’ duikt die plaat ineens weer overal op in de hitparades. Daar zit wel een leuk verhaal aan vast, hetgeen je in een volgende editie te lezen krijgt.

Tegenwoordig duikt de muziek van Hamilton Bohannon vooral op als sample in creaties van artiesten als Ugly Ducking, BDP, Jungle Brothers, Digable Planets, Kool Keith, Ultramagnetic MCs, Kool G Rap, Craig Mack, en Chubb Rock. Op de zeer sobere website van de man kun je je aanvragen van zijn muziek voor licenties en samplegebruik keurig invullen. Maar ik geef je vast een tip: hij is niet bepaald goedkoop!

woensdag 11 maart 2009

We'll be back after the break!


Een gevleugelde uitspraak op menig commerciële radio- en televisiezender. En dat "we’ll be back after the break” gebeurt daar ook altijd. In tegenstelling tot in de discotheek, waar de break niet zelden wordt gebruikt door de platendraaier om van liedje te wisselen. De ‘break’ met vaak niets meer dan wat sobere percussie is namelijk voor de mixende party-DJ het ideale punt om naadloos te switchen van de ene naar de andere Disco Classic. Regelmatig is die break een op zichzelf staand onderdeel van een opgelengde track. De remixen van Ben Liebrand in de jaren tachtig hadden zelfs soms een soort van pauzegroef aan het begin en eind van zo’n instrumentale break, opdat de DJ in één oogopslag kon zien waar hij daarmee kon starten, of – niet onbelangrijk – waar hij er uit moest, c.q. hoeveel tijd hij nog ongeveer over had om zijn vervolgplaat in hetzelfde tempo te krijgen voordat hij de onhoorbare overgang kon laten plaatsvinden.

Je zou dus zeggen, dat die ‘break’ een logische uitvinding was, speciaal gemaakt om DJ’s gemakkelijker hun werk te laten doen. Mis! Net als bij de uitvinding van de 12”-single is ook de break bij toeval gecreëerd. En net als bij die single-op-groot-formaat stond de bekende remixer Tom Moulton aan de basis van dit fenomeen.

Breaks to win and breaks to lose
But these here breaks will rock your shoes
And these are the breaks
Break it up break it up break it up!
(uit: ‘The Breaks’ van Kurtis Blow)

Per ongeluk, zo kun je de ‘uitvinding’ van de break wel noemen. Tom Moulton kreeg de opdracht om 'Dream World' van Don Downing te remixen. Dat was de allereerste mixopdracht die de later fameuze mixer kreeg toegespeeld. Er was alleen een klein probleempje met dat nummer: de toonhoogte was niet overal gelijk, want vlak voor het einde zat er een zgn. modulatie in het nummer, waarbij de toon van het liedje omhoog ging. Heel lastig voor Moulton, aangezien hij graag na verloop van tijd terug wilde gaan naar het begin van de track om zodoende een andere herhaling van een herkenbaar deel van het liedje toe te kunnen voegen. Maar met een verandering van toon zou zijn montage er niet bepaald fraaier op worden. Wat te doen?
Moulton besloot alle klankhebbende onderdelen te verwijderen en zodoende hield hij de klankloze instrumenten over: drums en percussie. Daarmee kon hij spelenderwijs een nieuwe opbouw maken via het oorspronkelijke intro naar een herhaling van het refrein.
De eerste drumbreak was geboren. Vervolgens voegde Moulton percussie toe en daarna kwam ook de (melodiehoudende) baslijn terug in de mix. Een beetje rare gewaarwording voor de kenners van het bewuste nummer, aangezien het bij beluistering lijkt of de modulatie er twee keer inzit. Maar uiteraard komt hij maar één keer hoorbaar voorbij, namelijk op de manier en plaats waarop hij oorspronkelijk bedoeld was.
Ingewijden vroegen Moulton vervolgens hoe ie ‘m dat geflikt had, omdat het volgens hen geniaal was om zoiets in elkaar te zetten. Tom moest echter gewoon toegeven dat er niets geniaals achter zat. Zijn break was geboren uit een gebrek aan mogelijkheden. Per ongeluk.

donderdag 5 maart 2009

Waarom heb je het gedaan?


Was er in de muziekwereld van grofweg voor 1975 nog sprake van een heldere scheiding (soul- en bluesmuziek werd door zwarte muzikanten gemaakt en de rest door blanken); de komst van het discotijdperk deed die scheidslijnen vervagen. Ook whities konden ineens swingende, dansbare klanken voortbrengen. De Bee Gees zijn misschien wel het beste (commerciële) voorbeeld, maar ook Abba boerde goed met hun handvol op discoleest geschoeide dansvloerhits. Vraag Madonna maar eens!
Het zwart/wit-denken was overigens jaren daarvoor ook bij platenlabel Motown al overboord gegooid. Het volledig uit blanken bestaande Rare Earth immers, scoorde via de platenmaatschappij uit Detroit een aardige trits hits, waarvan ‘Get Ready’ verreweg de bekendste is. En uit Schotland kwam de Average White Band (nomen est omen?) aanzetten met een partij onweerstaanbare funky grooves, aangevoerd door ‘Pick Up The Pieces’ als absolute aanrader.
Om nu niet te verzanden in een hele reeks voorbeelden (misschien een leuk idee voor een volgende episode?) schakelen we meteen over naar een van de meest onweerstaanbare funk-/discohits uit de jaren zeventig, die nota bene gemaakt werd door een van oorsprong Britse witte rockband.

Elmer Gantry (zijn echte naam is name Dave Terry) was de leider van Elmer Gantry’s Velvet Opera, een niet zo bekend Engels bandje met een paar geflopte singles op zijn naam. Kirby (wiens echte naam Graham Gregory luidt), was lid van de experimentele band Curved Air, waar ook Police-drummer Steward Copeland nog een blauwe maandag bij heeft gemept. Dave en Graham begonnen samen een band, die vlak voor het uitbrengen van een goed ontvangen eerste album op een nogal rare manier bekend werden. Wat was het geval?

In 1974 waren er nogal wat interne spanningen in de Engelse bluesband Fleetwood Mac. Later zou die band samen gaan werken met Lindsey Buckingham en Stevie Nicks, naar Amerika verhuizen en heel veel albums verkopen, maar in de eerste helft van de jaren zeventig moest Amerika nog stapje voor stapje veroverd worden met veel optredens. Hun manager Clifford Davis moest met lede ogen aanzien dat de spanningen binnen de band de zojuist gestarte Amerikaanse tournee ondermijnde, aangezien een van de gezichtsbepalende mannen, Bob Welch, de band de rug had toegekeerd. Davis bedacht een bizarre list. Hij beschouwde zichzelf als de enige eigenaar van de groepsnaam en vond dat hij daarom ook het recht had om onder die naam een andere band op pad te sturen, die de tournee in de States zou afmaken in plaats van de officiële, gehavende en ruziënde band. Een slechte keuze zo bleek later, want hordes teleurgestelde fans en een jaren durende rechtszaak tegen de originele leden van Fleetwood Mac waren het gevolg.

Maar die band was op zich wel goed. Zanger/componist Elmer Gantry (die zich zo noemde als eerbetoon aan het karakter uit de Burt Lancaster movie ‘Elmer Gantry’) zong bij Elmer Gantry’s Velvet Opera en nam ook nog het nummer “Psychobabble” op, dat later nog verscheen op Alan Parsons Projects album “Eye in the Sky”. De jonge gitarist/componist Kirby en hij vormden een goed team. Bassist Steve Emery en drummer Jim Russell completeerden het kwartet. Versterking kwam er van de blazers Mike Bailey en Ron Carthy; saxofonisten Mick Eve en Chris Mercer plus toetsenist John Cook. Ze noemden zich Stretch.

Met hun debuutalbum en de onweerstaanbare hitsingle ‘Why Did You Do It’, die zowel in Nederland als hun thuisland een grote hit werd, leek de band een gouden toekomst tegemoet te gaan. Helaas pakte het anders uit… De albums die volgden, waren niet slecht maar een nieuwe hit stond er niet op. Noodgedwongen moest Stretch er in 1979 mee stoppen, omdat manager Clifford Davis (daar is ie weer) zijn gedane investeringen weer terug wilde.

Stretch kwam vervolgens in 2007 weer bij elkaar, bracht een ‘Greatest Hits’- album uit en toerde in het voorprogramma van de - inmiddels overleden - Jeff Healey.

Maar ‘Why Did You Do It?’is ook de vraag die ik me hardop stelde, toen ik in de jaren tachtig een remix hoorde van de enige Stretch-hit. Helaas kom je die 12”-versie op allerlei compilaties tegen. En waarom? Het nummer is weliswaar flink langer opgerekt, maar niet altijd even mooi. Sterker nog: de ziel is er compleet uitgehaald met al die rare toegevoegde percussie, de nodeloze fragmentherhalingen, de volstrekt onlogische volgorde en uit de maat gemonteerde verlengingen. Een typisch voorbeeld van een slechte mix. De maker(s) ervan heb ik nimmer kunnen achterhalen, maar da’s misschien maar goed ook. Of, om met Stretch- zanger Elmer Gantry te spreken: “I've been thinking ‘bout what you have done to me. The damage is much deeper than you'll ever see!”

donderdag 26 februari 2009

A Tom Moulton Mix


Al gravend in een beetje representatieve collectie Disco Dance Classics 12”-singles kom je het predikaat regelmatig tegen: ‘A Tom Moulton Mix’. Da’s een redelijk ingevoerd kwaliteitskeurmerk onder de Disco DJ’s. Met een zelfde impact als zeg ‘goedgekeurd door de Nederlandse vereniging van huisvrouwen’ destijds of de tegenwoordig erg populaire aanprijzing ‘beste koop’ door de Consumentenbond. Gezaghebbend, kortom. Met de tekst ‘A Tom Moulton Mix’ duidelijk zichtbaar op je hoes had je een gerede kans dat je dansplaat ook echt een floorfiller, een Disco Dance Classic, een discokneiter ging worden. In ieder geval kreeg je er op voorhand al aandacht mee bij de gemiddelde radio discjockey dan wel discotheek-DJ.

Wat is er dan zo speciaal aan een mix van Tom Moulton? En wie is die vent dan wel, dat ie inmiddels al meer dan 4000 (vierduizend!) mixen heeft gemaakt, waaronder een flink aantal legendarische?

Tomas Jerome Moulton is van november 1940 en wilde altijd DJ worden. Maar toen een van zijn helden in de jaren vijftig betrokken bleek bij een omkoopschandaal was dat een enorme ontgoocheling voor Tom. Hij was er altijd van overtuigd geweest dat een discjockey op de radio zijn liedjes aanprees vanuit muzikale liefde in plaats van eigen gewin.
Moulton begon zijn loopbaan begin jaren zestig, na gewerkt te hebben in een platenzaak, als promotiemedewerker bij het legendarische R&B-label King Records, de thuisbasis van mensen als James Brown, Little Willie John, Hank Ballard, The Midniters etc. Tegelijkertijd werd Tom model en werkte hij via diverse boekingsbureau’s. In die hoedanigheid bezocht Moulton regelmatig de Fire Island in New York, het beroemde Gay Holiday Resort waar hij volgens eigen zeggen voor het eerst blanken op zwarte muziek zag dansen. Het viel ‘m bovendien op, dat de singletjes (45 toeren-vinyl) allemaal een minuut of drie duurden en dus eigenlijk te kort waren. De huis-DJ immers, mixte het begin van het volgende nummer al door het eind van de lopende track, waardoor de mensen op de vloer niet wisten of ze nou moesten doordansen in de groove van de vorige of die van de nieuwe track. Op die manier was de effectieve danstijd per liedje nog korter. Volgens Tom moesten de dansbare nummers dus langer duren om het goede gevoel en de dansers op de vloer langer vast te kunnen houden. Hij maakte thuis een tape van drie kwartier met daarin de populairste dansliedjes van dat moment, maar dan wel allemaal verlengd, verbouwd en opgeleukt om te laten draaien in de discotheek. De aanpak van Moulton was net zo simpel als effectief: pak de ‘hooks’ en de lekkere tussenstukjes uit een plaat en laat die vaker terugkomen, afgewisseld door andere opzwepende gedeelten, zodat het nummer langer duurt en toch niet verveelt. Het werkte: de tape was een succes en Moulton stortte zich vanaf dat moment op het ‘remixen’ van disco- en soulhits. Zij eerste product was een remix van BT Express’ ‘Do It (‘Til You’re Satisfied)’, gevolgd door hun ‘Peace Pipe’, die hij zelfs wist op te rekken tot zes minuten.
En passant werd Moulton ook nog de uitvinder van de nog altijd gebruikte en onder DJ’s zeer populaire 12”-single, maar daarover een volgende keer meer.

En van zijn volgende klussen was het aanpakken van Gloria Gaynor-materiaal. Moulton was van mening dat een goede discoplaat niet noodzakelijkerwijs ook van het begin tot het eind hoefde te worden volgezongen door de artiest in kwestie. Wanneer de instrumentale stukken swingend genoeg waren, zou het weglaten van zanggedeelten juist versterkend kunnen werken en de climax vergroten, wanneer ze later weer werden teruggebracht. Sterker nog: een zanger(es) mocht van Moulton na anderhalve minuut net zo goed ophouden met zingen, zodat hij daarna de plaat wel zou afmaken. Tamelijk revolutioniar gedacht destijds, maar dat zijn visie klopte, bleek wel toen Moulton klaar was met ‘Never Can Say Goodbye’ van de discoqueen van toen. Hij verlengde niet alleen alle nummers van het album, maar liet de eerste drie liedjes in elkaar overlopen, zodat de complete A-kant een doorlopende dansmix van ruim achttien minuten werd. Aanvankelijk was men bang met deze aanpak Gloria te beledigen, maar het pakte prima uit. Sterker nog: het idee is later meermalen gekopieerd.

Tom Moulton maakte naast een strakke lange versie ook altijd een 7”- singlemix van zijn creaties, omdat hij bang was dat anders de verkeerde elementen de leidraad zouden vormen bij de radio-edit. In de periode 1974-1977 was hij niet voor niets de meest gevraagde remixer met een behoorlijk ‘track’-record. Ook over de ‘instrumental break’ van zijn mixen is een leuk verhaal te vertellen, hetgeen in een volgende editie aan bod komt.

Wat is een typische Tom Moulton-mix? Bij een eindproduct van Tom lopen de hoge frequenties bijna altijd langer door en zijn ze scherper gemixed. Daarnaast is het laag compacter gemaakt. Deze twee elementen stellen de DJ in staat om de plaat harder af te spelen, hetgeen de dansbaarheid vergroot. Daarnaast zijn de sleutelelementen van het betreffende nummer (herkenbare refreintjes, kreten, percussie-onderdelen, dan wel gebruikte gimmicks) vaker te horen zodat de beleving van een track met name op de dansvloer veel intenser is.

‘A Tom Moulton Mix’ werd een keurmerk, een garantie voor zowel muzikale integriteit alsook hitparadesucces. De hits van artiesten als The Trammps, Grace Jones, MFSB, People’s Choice (Tom was gek op de Philly-sound), Loleatta Holloway, Andrea True Connection, Robert Palmer en verder ‘Every Kinda People’ bewijzen zijn gelijk. Op 20 september 2004 is dat in New York nog eens onderstreept door Moulton uit te roepen tot de eerste remixer die in de Dance Music Hall of Fame werd toegelaten, samen met de door hem geremixte track ‘Love Is the Message’ van MFSB. Overigens kent zijn mix van First Choice’s ‘Dr. Love’ nog een heel bizar verhaal, maar daarover in een volgende editie alle details.

Zijn portfolio telt inmiddels al duizenden producten, maar toch weet de nu bijna 70-jarige (!) muziekliefhebber niet van ophouden. Hij mixt en produceert nog altijd. Hoewel… produceren? Zijn credo is altijd geweest ‘I didn’t make a dance record, I made a record that you can dance to!’

zaterdag 21 februari 2009

Op zijn/haar Frans


Waar de oorsprong van de disco ook ligt; in ieder geval niet in Frakrijk. Maar hoewel de disco dance classics elders werden voorgekookt, doet Frankrijk wel degelijk mee in het samenstellen van de disco- en dance playlist. De kreet ‘Hands Up’ is bijvoorbeeld namelijk ook gewoon de titel van een vloervuller uit de jaren tachtig van Ottawan. Dit duo wordt opgericht door Jean Kluger en Daniel Vangarde, de producenten van de Ottawan-liedjes. Hun bekendste meezinger heet D.I.S.C.O. en die verschijnt zowel in een chauvinistische Franstalige versie als in een wat mondialer Engelse variant.

De twee genoemde producers hadden hun sporen al verdiend met successen voor de Gibson Brothers. Deze frères Alex, Chris en Patrick komen oorspronkelijk van het Caribische eiland Martinique, maar al op jonge leeftijd emigreren ze naar Frankrijk. Hun mix van disco en salsamuziek blijkt voor de Europese hitparades eind jaren zeventig onweerstaanbaar.

Ook Patrick Juvet klinkt Frans. Zijn discohits ‘Got A Feeling’ en ‘I Love America’ zijn eind jaren zeventig internationaal vermaard. Maar de zanger/pianist/componist komt uit Zwitserland, dat hij in 1973 ook vertegenwoordigt op het Eurovisiesongfestival met het Franse ‘Je vais me marier’.

Wel Frans, disco-pionier en internationaal vermaard is Jean-Marc Cerrone. Onder zijn achternaam heeft de drummer/componist/producer veel succes. Hedendaagse dance-artiesten als Daft Punk, Etienne de Crécy, Cassius en vooral Bob Sinclar zeggen zeer te zijn beïnvloed door het baanbrekende werk van Cerrone. Deze voormalige kapper maakt zijn debuutalbum ‘Love in C Minor’ helemaal zelf en verkoopt de eerste oplage LP’s vooral in zijn eigen platenzaken. Uiteindelijk gaan er wereldwijd bijna negen miljoen van over de toonbank.

Cerrone komt jaren daarvoor al in contact met producer Eddie Barclay (pseudoniem van Edouard Ruault). Deze kroegpianist begint de Parijse club Barclay’s en daarna zijn eigen platenlabel, waarop hij materiaal uitbrengt van de populairste Franse chansonniers. Hij contracteert Jacques Brel voor zijn platenmaatschappij Barclay en daarnaast Charles Aznavour, Léo Ferré en Mireille Mathieu. Maar ook de eerste Franse disco-diva: Dalida.

Deze Egyptisch-Franse zangeres en actrice van Italiaanse afkomst wordt geboren als Yolande Christina Gigliotti en verkoopt in totaal meer dan 125 miljoen platen. In ons land goed voor slechts twee hits, maar in Frankrijk dus een van de meest succesvolle artiesten ooit. De voormalig Miss Egypte landt op haar 22e in Frankrijk om het daar te gaan maken. Ze vernoemt zichzelf dan naar de Bijbelse vrouw Dalila, maar Barclay vindt Dalida beter klinken. Met ‘Gigi L'Amoroso’ heeft ze weliswaar haar grootste succes, maar voor de Franse disco is ze pas een paar jaar later van groot belang. Ze covert dan een chanson uit de jaren dertig en met dat ‘J'Attendrai’ scoort Dalida de eerste Franstalige discohit ooit. Die titel neemt ze vervolgens niet letterlijk, want ze pleegt ruim tien jaar later zelfmoord.

donderdag 12 februari 2009

Pas op je tellen!


In de danswereld (en dus ook in die van de Disco Dance Classics) een bekende term: BPM. Niet-ingewijden vragen zich af: Bataafse Petroleum Maatschappij ? Belasting op Personenauto's en Motorrijwielen ? Bachelor of Public Management ? Nee hoor: BPM staat hier voor Beats Per Minute. Frizzle Sizzle zong het al: “Alles heeft een ritme” en ieder ritme is uit te drukken in tellen per minuut. Doorgewinterde feest DJ’s kennen van de meeste liedjes dan ook de bijbehorende ritmegetallen uit hun hoofd. Fanatiek mixende platendraaiers hebben hun platenkoffer niet op alfabet, genre of taal ingericht, maar op beats per minute. Op die manier kunnen ze snel kiezen uit het aanbod liedjes dat (redelijk) naadloos door het lopende nummer kan worden gemixed. Want eindeloos proberen en net zo lang met je pitchcontrol schuiven, totdat je het gevoel hebt, dat het volgende liedje ritmetechnisch past, kan de beschikbare tijd, die je lopende plaat je geeft, wel eens te boven gaan. Hoe het dan gaat klinken, laat zich raden…

Maar hoe weet je welk aantal BPM bij welke plaat hoort? Je kunt natuurlijk even op internet spieken en dan kom je na wat zoekwerk aardig wat overzichten tegen, waarop de belangrijkste disco dance classics vermeld staan met bijpassend ritme. Zo heeft ‘Fantasy’ van Earth Wind & Fire net zoveel BPM’s als ‘La Vie En Rose’ van Grace Jones: 88. De miami-hit ‘That’s The Way (I Like It)’ van KC & The Sunshine Band kun je prima mixen met de eveneens 112 slagen-per-minuut tellende ‘Rapper’s Delight’ van Sugarhill Gang. De beginnende mixer plakt daar dan vervolgens weer gemakkelijk ‘Good Times’ van Chic aan vast om dan via ‘Blame It On The Boogie’ van The Jacksons op 113 uit te komen. Enzovoort.

Vertrouw je die lijstjes op het net niet, dan kun je ook zelf aan de slag. Op een beetje fatsoenlijke DJ-CD-speler dan wel mengpaneel zit al standaard een BPM-teller ingebouwd. Kwestie van even een paar seconden het liedje laten lopen en de digitale display geeft het magische getal aan. Wil je het echter helemaal van jezelf af laten hangen, koop dan een simpel BPM-tellertje in een DJ-Gear-shop, klik op deze internettoepassing (www.exrx.net/Calculators/BeatsMinute.html) of kies voor het betere handwerk: tel het aantal beats, dat in één minuut in het te onderzoeken liedje voorbijkomt. Met een horloge of stopwatch hou je de tijd bij. Als je twijfelt of de laatste slag er nog net wel of niet bij hoort, herhaal je de werkzaamheden nogmaals maar dan met een tijdspanne van twee minuten. Oh … en als je bij een reguliere dance classics op een uitkomst van meer dan 200 BPM uitkomt, moet je gewoon even door twee delen.

donderdag 5 februari 2009

Dance To The Music


Wat was nu eigenlijk de eerste disco dance classic? Met welke party classic is het fenomeen disco van start gegaan? Waar begint, kortom de historische dance playlist mee? Vraag het aan honderd deskundigen en je krijgt hoogstwaarschijnlijk honderd verschillende antwoorden.
In de komende blogs zal ik op de meest voor de hand liggende liedjeskeuzes uitvoeriger ingaan. Vandaag staat een nummer centraal dat gerust kan doorgaan voor de start van de disco.

Sly & the Family Stone was een funk-/soul-/rockband uit San Francisco, Californië. Grofweg tien jaar zijn ze actief geweest: in de periode tussen 1966 en 1975. Belangrijkste persoon was natuurlijk zanger/componist/producer en vooral multi-instrumentalist Sly Stone. Deze voormalig DJ had flink wat zingende en musicerende familieleden en vrienden om zich heen verzameld.
Hij en zijn gitaarspelende broer Freddie Stone voegen eind 1966 hun beider bands (Sly & the Stoners en Freddie & the Stone Souls) bij elkaar. Zodoende ontstaat er een collectief met daarin trompetist Cynthia Robinson, drummer Gregg Errico, saxofonist Jerry Martini en bassist Larry Graham. Nog geen jaar later zou Sly and Freddie's zus Rose Stone de pianiste worden. Zij, Freddie, Sly en Larry zorgen om beurten voor de hoofdvocalen, terwijl andere zus Vet Stone samen met Mary McCreary en Elva Mouton het achtergrondkoortje Little Sister vormt.

Hun debuutsingle bij een lokaal label bezorgt ze meteen een platencontract bij Epic Records waar de band in 1967 hun debuutalbum ‘A Whole New Thing’ uitbrengt. Daarna begint de victorie: hun eerste hit is ‘Dance To The Music’ van het gelijknamige album uit 1968.

De muziek van Sly & The Family Stone leunt op de soul en rock, door sommigen aangeduid als psychedelische soul. De band is van invloed op de heersende hippiecultuur en legendarisch is hun optreden op het Woodstockfestival van augustus 1969. Het in hetzelfde jaar uitgebrachte album ‘Stand!’ is nog altijd een klassieker. De volgende mijlpaal is het album ‘There's a Riot Goin' On’ (1971) dat opvalt door een krachtig en door drugs beïnvloed funkgeluid. Baanbrekend en door velen gezien als voorloper van de p-funk.

Daarna beginnen de verschillen tussen de bandleden hun tol te eisen. Personeelswisselingen, niet komen opdagen bij optredens en dalende verkoopcijfers leiden de split in 1975 in. Sly blijft toeren onder de groepsnaam van 1975 tot 1987, tot hij wordt gearresteerd en veroordeeld voor cocaïnegebruik.

Jarenlang leeft Stone als kluizenaar tot hij in 2007 weer opduikt op het North Sea Jazz festival. Maar goed: vier relevante albums voor de geschiedenis van de dansmuziek en vijf Amerikaanse top tien-hits op zak is een mooie score. En een ervan is dus die disco dance classic waar geen enkele party dj zich een buil aan kan vallen: ‘Dance To The Music’.

donderdag 29 januari 2009

Put the needle on the record


Hoewel je tegenwoordig met de meest moderne apparatuur je disco dance classics kunt reproduceren (daarover in een van de volgende blogs meer), gaat er volgens puristen niets boven het draaien van vinyl. De disco feest dj laat zich al jaren vergezellen door een koffer vol singles, maar vooral 12”-exemplaren van gewilde vloervullers. En waarop draait hij die? Inderdaad: een draaitafel… excuses… DE draaitafel. Want er is er natuurlijk maar eentje, die geschikt is voor dit werk en die decennia na introductie nog altijd verhandeld wordt. Al jaren kost ie tweedehands bijna net zo veel als nieuw en van stuk gaan heeft het apparaat volgens mij nog nooit gehoord. We hebben het hier over de volgens veel party dj’s mooiste uitvinding van de vorige eeuw: de Technics SL1200MKII.

Wat is er zo bijzonder aan deze draaitafel? Wel, hij is robuust en voor zover mogelijk stootvast, je kunt er mee scratchen, mixen, in het donker werken vanwege de tactisch geplaatste uitschuifbare telescooplamp en vooral: snel mee starten. Want de gemiddelde plaat die je op de draaitafelmat van de SL legt, komt binnen een kwartslag op de juiste snelheid. Ideaal voor harde doorstarts of paniekmixen in geval je als discjockey de fade out van de lopende plaat al hoort terwijl je net van het toilet terugkomt….

Nee, de ruim 10 kilo wegende draaitafel is niets meer dan een legende. In 1972 ontwikkeld als consumentendraaitafel van hoge kwaliteit (toen nog zonder pitchcontrol), groeide het apparaat pas na zijn introductie van de aangepaste versie in 1978 uit tot de must-have van iedere zichzelf respecterende DJ. Zowel bij radiostations als discotheken werd de machine op grote schaal (in tweevoud!) aangeschaft. Inmiddels zijn er meer dan drie miljoen exemplaren van verkocht; een aantal dat maar voor weinig disco dance classic party hits is weggelegd…

In de loop der jaren is de draaitafel in verscheidene varianten aangeboden: soms gemodificeerd, maar ook in ‘gouden’ uitvoering voor de bling bling dj. Kijk voor de evolutie van de machine even op deze pagina. Rappers spreken liefkozend over de 1200 en noemen ‘m "Tee 12", "Tec 12" of "Ones and Two".
Nieuwe platen heeft deze draaitafel overigens ook voortgebracht: ‘The Adventures of Grandmaster Flash On The Wheels of Steel’ is helemaal met SL’s in elkaar gezet en ook voor de speciaal voor de ‘Discoh 82’ uitgebrachte promotie-LP mixte Ben Liebrand de gebruikte tracks destijds aan elkaar met de nog altijd zeer gewilde draaitafels.

De prijs is overigens nauwelijks veranderd: in de jaren tachtig moest je er rond de 1200 gulden per stuk voor betalen en nu kost een gemiddelde Tec 12 nog altijd rond de 550 euro. Natuurlijk is dat bedrag aan te passen al naar gelang je voorkeur voor bepaalde naalden en/of elementen, maar het instapmodel is dus eigenlijk goedkoper geworden (of juist inflatiebestendig?). Mijn eigen twee exemplaren worden met de toegenomen aanschaf van nieuwe ‘DJ Gear’ natuurlijk nog maar hoogst zelden gebruikt, maar die zwarte bakplaten (ik heb de SL1210MKII’s) de deur uit doen? Je gooit je jeugdfoto’s toch ook niet weg?

donderdag 22 januari 2009

Disco dance classic millionseller uit woede


Vorige week postte ik een bericht over de legendarische Studio 54. Die club heeft ongewild ook een van de allergrootste disco hits voortgebracht: ‘Le Freak’ van Chic.

De band Chic is nog niet zo beroemd als bassist Bernard Edwards en gitarist Nile Rodgers een uitnodiging krijgen van zangeres Grace Jones (die net ‘La Vie en Rose’ heeft uitgebracht) om haar gasten te zijn op één van de spetterende avonden in het New Yorkse danstheater. Jones wil eens kennismaken en mogelijk met de mannen samenwerken om haar nieuwe repertoire vorm te geven. We praten oudjaarsavond 1977 als Rodgers en Edwards zich melden aan de deur van de uitgaansgelegenheid. Helaas staan ze niet op de gastenlijst en hoe ze de portier er ook van proberen te overtuigen dat zij toch echt de bedenkers zijn van die onweerstaanbare groove in ‘Dance Dance Dance’, die nota bene bijna dagelijks achter diezelfde deur wordt gedraaid, komen ze er niet in. Verbolgen laten ze het etablissement in hun feestkledij achter zich. Hun antwoord kan er maar één zijn: een liedje met de zojuist opgedane ervaring als inspiratie.

Het wordt een baggervet nummer met als tekst ‘Aahhh .. fuck off!’, om uiting te geven aan de woede van de schrijvers over de discotheekdeur die voor hen gesloten bleef. Maar zo’n tekst gaat niet gedraaid worden op de radio, realiseren ze zich. Vandaar dat die regel al snel wordt veranderd in ‘Aahhh .. freak out!’ Dat het liedje ook inderdaad over de wereldberoemde discotheek gaat, bewijst de laatste coupletregel: "Just come on down to 54."
Liefst twee miljoen singles worden er van in Amerika verkocht en wereldwijd zelfs dertien miljoen. De platenmaatschappij stopt op een gegeven moment zelfs met het persen van singles om de kopers te dwingen de LP aan te schaffen…

Sportief zijn ze overigens wel daar bij Studio 54, want een jaar nadat de snarenvirtuozen van Chic de toegang werd geweigerd, verschijnt er een verzamelalbum ‘A Night At Studio 54’ met als openingsnummer…. Inderdaad: ‘Le Freak’ van Chic.

Helaas is die geplande samenwerking met Grace Jones er nooit van gekomen. Rogers en Edwards maken nog wel succesvolle platen met Sister Sledge en Diana Ross. Nile Rodgers werkt daarnaast nog voor Mick Jagger, David Bowie ('Let’s Dance’) en Madonna (‘Like a Virgin’), terwijl Bernard Edwards platen produceert voor The Power Station, Joe Cocker en Robert Palmer. Hij overlijdt in 1996. Tien jaar daarvoor had Rodgers overigens nog wel meegewerkt aan een album van Grace Jones.

Maar ruim dertig jaar na dato prijkt op iedere playlist van het gemiddelde discofeest nog altijd ‘Le Freak’ van Chic. Want wat is een disco dance classics party zonder die ene kreet ? Zeg ‘ns… 'Aahhh... '.

donderdag 15 januari 2009

Legendarisch in 31 maanden


Sommige artiesten zijn hun leven lang beroemd vanwege dat ene lekkere liedje. De disco dance classics-one hit wonders zijn legio en daar lees je hier binnenkort veel meer over. Maar ook voor gebouwen gaan die 'five minutes of fame' op. Neem het pand aan West 54th Street in Manhattan in New York. Als je er nu binnen gaat, kom je in het theater van The Roundabout Theatre Company. Naast jou is er plaats voor nog 899 personen en je kunt je drankje halen aan één van de twee bars.

Maar dertig jaar geleden....

Het schoot me door het hoofd toen ik vanochtend het liedje 'The Eyes Of Jenny' van Sandy Coast hoorde. Huh? Geen disco dance classic nee, maar de tekst geeft wel een hint: ''But tonight at the Studio 54 she came suddenly walking through the front door..." Tja.. Studio 54.. Zij die er in de rij hebben gestaan (!) weten er alles van. Er werden uitbundige dansfeesten georganiseerd met veel drank en drugs waarbij ook (vooral) vele celebrities konden worden bekeken. Als je iets wilde voorstellen in de wereld van glamour, zorgde je ervoor dat je gezien werd in de 54. Maar binnenkomen viel nog niet mee! De twee eigenaars Steve Rubell en Ian Schrager hielden er namelijk een bizar toegangsbeleid op na. 'Cherrypicking' was hierbij het sleutelwoord. Bovendien lieten ze vaak lange rijen voor de deur staan om de gewildheid van de club te etaleren aan voorbijgangers. Er zijn zelfs avonden geweest waarop maar een handjevol bezoekers werd binnengelaten; de rest mocht in flinterdunne discokledij buiten blijven vernikkelen. Maar elitair kon je Studio 54 toch niet noemen. Het was namelijk wel een club waar rijke mensen en gewone stervelingen met elkaar konden dansen. Een fan van zeg David Bowie kon er met zijn of haar idool op de dansvloer worden gesignaleerd. Nu kwam je als arme sloeber echter niet zomaar binnen, aangezien feestgangers zonder geld wel overdreven streng op hun uiterlijk werden geselecteerd. Overigens is het prachtige logo van de hand van Gilbert Lesser.
Terug naar de eerste regel: lang heeft de zegetocht van de discotheek niet geduurd, want de club opende op 26 april 1977 en sloot zijn deuren na een inval door de belastingdienst op 17 december 1979. In nog geen tweeëneenhalf jaar is de naam dus gevestigd van deze legendarische uitgaangsgelegenheid, die anno 2009 nog altijd voor herkenning zorgt.
Een jaar na de sluiting werd de zaak heropend met een nieuwe eigenaar, maar na zes jaar gingen de deuren van het danspaleis in 1986 opnieuw dicht. Nu kunnen er dus louter theaterbezoekers terecht. Eigenlijk is de cirkel rond, want de foto's van destijds laten allerlei extravagant uitgedoste bezoekers zien, die de term 'dress to impress' toen al in de praktijk brachten. Het apies kijken was dan ook voor veel bezoekers de belangrijkste reden om te proberen binnen te komen. Theater in optima forma dus!
In 1995 werd in Las Vegas een club geopend, die door moest gaan voor een soort opvolger van de originele Studio 54. Om de sfeer van toen terug te brengen was een aantal onderdelen van het oorspronkelijke interieur bij de inrichting gebruikt. De mythe van de originele discotheek wordt echter aardig verbeeld in de film '54' uit 1998, met in de hoofdrollen Mike Myers, Ryan Phillippe, Neve Campbell en Salma Hayek.
En ieder jaar organiseert de Belgische homodiscotheek Red&Blue zijn eigen interpretatie van Studio 54 in het Antwerpse Sportpaleis. Het evenement is een bijzonder groot succes getuige de duizenden disco dance classics-fans die jaarlijks naar l'Anvers afreizen. De organisatie spreekt zelfs van het grootste disco-event ter wereld.

Meer over de legendarische discotheek vind je hier

donderdag 8 januari 2009

Do It Any Way You Wanna



Gisteren zette ik 'm stiekem toch weer harder.. ik reed in de auto op weg naar huis en al zappend door radioland viel ik in een afkondiging van een liedje, waarvan de titel me inmiddels alweer ontschoten is.
Juist toen ik wilde doorklikken, hoorde ik op de achtergrond het intro van één van de lekkerste dansdeuntjes ooit: 'Do It Any Way You Wanna' van The Peoples Choice.
Onweerstaanbaar. Zo verschrikkelijk goed gemaakt. Op het eerste gehoor simpel, maar o zo doeltreffend in elkaar gezet. Zonder zijn vaste Philly-maatje Kenneth Gamble componeerde Leon Huff deze klassieker in zijn eentje. Wat horen we? Een net niet recht drummende slagwerker, een vette bas en natuurlijk dat onweerstaanbaar prettige orgeltje. En de tekst? Die is lachwekkend eenvoudig: “Do it any way you wanna do it, do it any way you wanna” en dat dan een keer of twaalf. Oh ja, hij wordt nog een keertje onderbroken door tweemaal de kreet ‘Do it’.
Maar heeft het nummer een andere tekst nodig? Geenszins. Deze is precies goed. Het gaat namelijk niet om de woorden, maar om die onweerstaanbare groove. Niet voor niets is die in andere disco dance classics al eens gerecycled. Natuurlijk door The Jungle Borthers voor hun hit “What U Waitin’ For’ (‘Jump up freak a hustle, do what you want but move every muscle’) in 1990. Maar er is nog een minder voor de hand liggende cover. Niet lang na het verschijnen van de originele versie namelijk kwam de Jamaicaanse zanger/DJ Lester Bullocks als Dillinger op zijn album ‘CB 200’ met een liedje aanzetten, dat pas een jaar later een grote hit werd: ‘Cokane (In) My Brain’. Hij heeft overduidelijk naar ‘Do It’ geluisterd, want als je het basloopje daarvan wat langzamer speelt, kom je op de instrumentale track uit, waar overheen de man uit Kingston zijn ‘Hey Jim, I want you to spell for me New York’ oreert.
The People’s Choice werd in 1971 in Philadelphia opgericht en ze hadden in Amerika tien hits in de R&B-lijst in tien jaar tijd. Hun enige nummer 1 is deze ‘Do It Any Way You Wanna', het openingsnummer van hun album ‘Boogie Down USA’. Lang dacht ik dat ik daarmee in het bezit was van de langst mogelijke versie van het nummer, tot ik een paar jaar geleden op een vage Philly-verzamelaar een ruim vijf minuten durende uitvoering ontdekte. ‘Never released before’ was de aanprijzing. Als een kind zo blij zette ik ‘m thuis op. Meer dan wat opgelengde stukjes kon ik niet ontdekken, maar ach… wat deed het er toe. Ook al zet je het nummer op ‘repeat’, dan nog gaat het nooit vervelen! Een disco dance classics party op basis van een playlist met maar één track? Do It!

donderdag 1 januari 2009

groovin' & movin' 2009 in

Twaalf uur achter elkaar... Nee niet de nieuwste show van Armin van Buuren, die de lengte van zijn DJ-set heeft opgerekt met 33 % (was 9 uur), maar een heuse Classic Disco Sylvester / New Years Day - party. Ik heb 'm grotendeels uitgezeten, want hij duurde van 18.00 uur tot 06.00 uur. Met precies daartussen in de jaarwisseling. Niks geen Top 2000 of flauwe eindejaarsshows, dan wel concertregistraties op radio en TV. Nee, gewoon oud en nieuw gevierd in het bijzijn van lieve mensen en de nieuwste media. Want met je PC haal je alle leuke stations binnen, die er maar te vinden zijn. Ik koos deze jaarwisseling dan ook voor de programmering van Danceteria (http://www.danceteria.nl/) en ik moet zeggen: erg swingend! Geen geouwehoer tussen de liedjes; actuele nieuwsberichten op het hele uur en gigalekkere dance tracks. 's Middags eerst al genieten van de Soul Kitchen Top 100 (vernoemd naar hun dagelijkse middagprogramma) en direct erna kon ik mijn parketvloer omtoveren tot disco-werkterrein. Hoeveel dance tracks kan iemand aan? Veel, zo heb ik gemerkt, want het gros disco dance classics, dat zich achter elkaar aandiende, haalde heel veel herinneringen bij me boven. Wat een lekkere liedjes zijn er de afgelopen decennia in dat genre gemaakt zeg! Helaas eisten de zeer lange werkdagen van de weken ervoor in combinatie met de nieuwjaarschampagne zijn tol, zodat ik de laatste vijf-voor-zes-plaat niet meer heb kunnen horen. Maar mijn discofeest was toen al ruimschoots geslaagd dankzij deze classic disco dance night van Danceteria. Eind dit jaar doe ik 'm vast en zeker nog eens dunnetjes over...